De ‘Hagenbeuk’ wandeling (deel 1, rode markering) (binnen de stadsbuitengracht m.u.v. Puntenburg en Maliebaan). Ter orientatie is het waarschijnlijk nuttig om ook de verkorte stamboom bij de hand te hebben.
Start op het Vreeburg met de rug naar Hoog Catharijne.
Op dit plein heeft van 1532 tot 1577 de dwangburcht Vredenburg (1) gestaan. Trijn van Leemput nam het initiatief om dit kasteel te slopen.
Loop rechts de straat Achter Clarenburg in en aan het eind daarvan rechts is het Belgisch Biercafé Olivier vroeger Maria Minor(2). Op deze plaats stond het middeleeuwse huis Clarenburg. Hierin werd na de hervorming, aan het begin van de zeventiende eeuw, een katholieke schuilkerk (Maria Minor) ingericht voor de voormalige Buurkerkparochie. Bij het oudkatholieke schisma van 1723 sloot de parochie zich aan bij de oudkatholieke Kerk. Het interieur is de moeite waard.
Loop vanuit het café rechtdoor en ga de eerstvolgende weg rechtsaf, de Steenweg, in. Dit was de eerste verharde weg in Utrecht na de Romeinse Steenstraat, nu Zadelstraat. De Steenweg werd in de 14e eeuw dan ook beschreven als de Nieuwe Steenweg.
Loop de Steenweg af en ga rechts de Donkerstraat in, waarin het huis met de luiken (3) staat uit 1467 van ene Evert Zoudenbalch, o.a. de stichter van het Weeshuis op de Oudegracht 245.
Via het straatje links komt u op het Buurkerkhof. Recht voor u ziet u de Buurkerk (4). De Buurkerk was de oudste van de vier middeleeuwse parochiekerken van de stad. Vanaf de toren werd ook het kasteel Vredenburg beschoten. In de toren ziet u nog de kogels zitten. Tegenwoordig is er het museum Speelklok gevestigd.
Linksom terug naar de Steenweg en vervolg die rechtsaf. Iets verderop is rechts de ingang van het museum.
Sla aan het eind van de Steenweg rechtsaf de Choorstraat in. In 1586 werd besloten de gehele koorpartij van de Buurkerk te slopen, aangezien zij een obstakel vormde voor het verkeer, dat al jarenlang de gewoonte had dwars door het koor heen te trekken. Op de plaats van het koor werd toen de Choorstraat (spreek uit: Koorstraat) aangelegd. In de bestrating van de Choorstraat is tegenwoordig de plattegrond van het voormalige koor te zien. De Buurkerk is onder meer bekend vanwege de kluizenares Suster Bertken die 57 jaar lang vrijwillig opgesloten is geweest in een kleine cel in de kerk, tot zij in 1514 op 87-jarige leeftijd overleed. Zij is beroemd gebleven dankzij haar poëzie en proza. Een herdenkingssteen (5) in de Choorstraat, op de plaats waar haar cel zich bevond, herinnert hieraan.
De tweede straat rechts is de Zadelstraat en ga die straat in en loop die uit. Men vermoedt dat op de plaats waar deze straat nu ligt de Romeinse weg over de gracht richting het voormalige castellum Traiectum op het Domplein liep. Deze straat met groots uitzicht op de Domtoren is vermoedelijk ook de eerste steenstraat van het land. De naam Zadelstraat duikt in 1330 op en wijst op de hier woonachtige zadelmakers Aan het eind ziet u aan uw linkerhand de oude St. Maria stadspomp uit 1848 (6). Het Utrechtse water stond bekend als het beste van Nederland en rijke Amsterdamse burgers lieten hier hun drinkwater per schip halen. Ook bij bierbrouwerijen was dit Utrechtse water geliefd.
U bent nu op de Mariaplaats.
Schuin links is het gebouw Faculteit Muziek Conservatorium dat daarvoor het ziekenhuis Johannes de Deo (1896) was, en schuin rechts ziet u het gebouw Kunsten en Wetenschappen (7) waar vroeger de Mariakerk (tot 1813) heeft gestaan. De Mariakerk, ook wel Maria Maior, was een van de vijf kapittelkerken in de stad Utrecht. Zij dateerde uit de elfde eeuw en gold als een van de fraaiste gebouwen in romaanse stijl in Nederland. De kerk werd in stappen afgebroken in de eerste helft van de negentiende eeuw. Tegenwoordig resteert alleen nog de kloostergang aan de Mariaplaats, achter het Gebouw voor K&W. Dit gebouw uit 1847 is het oudste openbare concertgebouw van Nederland. Johannes Brahms en Robert Schumann hebben daar gedirigeerd. In 1988 vrijwel volledig door brand verwoest. Alleen de buitenmuren stonden nog overeind. Na de wederopbouw is het gebouw in gebruik genomen door het Utrechts Conservatorium.
Loop naar het gebouw K&W toe en ga na het gebouw links af. Gelijk na het gebouw aan uw linkerhand ziet u het pandhof St. Marie, de kloostertuin met diverse kruiden en de kloostergang van de Mariakerk uit de 11e eeuw, daarna doorlopen tot de Mariahoek (8). Links achteraan bevindt zich de ‘Oude R-K Aalmoezenierskamer’, sinds 1933 het oude mannen- en vrouwenhuis, waar opoe Geelmuijden (de oma van Theo Hagenbeuk jr.) haar laatste jaren heeft doorgebracht. Zij stierf daar op 28 december 1950.
Loop door naar de Marga Klompé-brug die over de singel gaat. Op de plaats bij die brug heeft vroeger het Waterpoortje (9) gelegen. Vlak daarbij hebben Gerrit Hagenbeuk en Maria Groeneveldt vanaf 1762 gewoond.
Ga de brug over, steek de weg over, links langs het park, daarna rechtsaf het Moreelse park in. Aan het eind van het park eerst onder de loopbrug door, daarna het spoorlijntje over en dan linksaf. U bent dan op de laan van Puntenburg. Op nr. 2 (gebouw met de gelige stenen) stond de voormalige lagere school (10) van Theo Hagenbeuk jr. van 1922-1928.
Ga verder en neem 1e weg links. Rechts van u ‘de Inktpot’ (11). De Inktpot was het hoofdgebouw van de NS, tegenwoordig van ProRail. Hier was in de hongerwinter ook een uitdeelpunt van voedsel, voor de trappen. De Inktpot is het grootste bakstenen gebouw in Nederland. Bij de bouw (1918-1921) zijn ruim 22 miljoen bakstenen gebruikt.
Ga terug door het Moreelsepark naar de Marga Klompé-brug, oversteken en daarna rechtsaf het Willemsplantsoen op. Aan uw linkerhand ziet u de Sint-Gertrudiskathedraal (12). Daar is Theo Hagenbeuk sr. getrouwd met Jacoba Geelmijden in 1915 en waar Theo Hagenbeuk jr.in 1916 is gedoopt. Achter twee kleine schilderachtige huisjes aan de Mariahoek ligt, nauwelijks vanaf de straat te zien, de schuilkerk van Sinte Gertrudis. Tegenwoordig heeft deze mooiste 17de-eeuwse schuilkerk van Nederland de naam Gertrudiskapel (13) en is bereikbaar vanaf het Willemsplantsoen met de ingang naast de kathedrale kerk of via de kathedraal. De schuilkerk ontstond rond 1640 door het uitbreken van muren en plafonds van enkele kanunnikenhuizen uit de middeleeuwen. Deze huizen behoorden aan het kapittel van de grote kerk van de Heilige Maria aan de Mariaplaats. De kerk bood een toevlucht voor katholieken die na de Hervorming door de protestanten uit de Geertekerk waren verdreven. Twee nog aanwezige doorkijkjes in de westelijke muur zorgden ervoor dat de pastoor op het altaar kon zien dat er gewaarschuwd werd voor onraad vanwege de schout en zijn rakkers die konden komen aangesneld.
Vervolg het Willemsplantsoen en ga de eerste straat linksaf, de Walsteeg, in. U komt nu uit op de Springweg. Sla rechtsaf en aan uw rechterhand ligt het Duytsche Huys (14). Hier was het kwartier van prins Maurits in 1610, waar hij de Staten van Utrecht onderdak bood vanwege de dreigende situatie rond de benoeming van de magistraat. Een groot deel van het gebouwencomplex is nu het “Grand Hotel Karel V”.
U loopt verder, maar voordat u de 5e weg links, de Zwaansteeg ingaat, loopt u nog even 40m door om de poort van het Weeshuis te bekijken. Daarna terug naar de Zwaansteeg.
Hier bevond zich het etablissement de Drie Leliën (15), waar de zakkendragers en Berent Hage(n)beu(c)k rond 1672 samenzworen tegen de Fransen.
Aan het eind van de Zwaansteeg rechtsaf en u stopt even later bij Oudegracht 245 (16).
Tussen 1248 en 1267 werd hier tussen de Oudegracht en de Springweg een klooster gesticht door de Zakbroeders. In 1274 werd deze bedelorde opgeheven, waarna de Reguliere Kanunniken van St. Augustinus het klooster overnamen. Na de Reformatie werd het klooster opgeheven door het stadsbestuur en in 1582 in gebruik genomen door het Sint Elisabethsweeshuis, dat in 1491 was opgericht door Evert Zoudenbalch en oorspronkelijk naast het kasteel Vredenburg stond en door de gevechten te zeer beschadigd was geraakt. Vanaf 1796 werd het Gereformeerd Burgerweeshuis genoemd. De kloosterkerk was nog tot 1800 in gebruik en werd bekend als Weeskerk. In 1839 kreeg het pand een nieuwe voorgevel. In 1927 waren er nog maar 14 weeskinderen over en verhuisde het weeshuis naar een kleiner pand aan de Nieuwegracht. In 1926 kocht de Nederlandsche Vereeniging voor Spoor- en Tramwegpersoneel (kortweg N.V.) het pand Oudegracht 245 waardoor het bekend werd als N.V.-huis. Op de plek van de kloosterkerk werd een concertzaal gebouwd. In 1930 en 1931 werd het gebruikt als bioscoop. In de eerste dagen van de Tweede Wereldoorlog werd het pand gevorderd om vluchtelingen en terugtrekkende soldaten uit Oost Nederland op te vangen. Na de bevrijding trad Heintje Davids er op en was er een café-restaurant gevestigd. In 1955 is Henk Hagenbeuk, 2e van rechts, hier ook opgetreden. Eind jaren 70 stond het pand leeg en werd het meermaals gekraakt, onder andere in oktober 1979, gefilmd door VPRO-televisieprogramma Neon, die ook de optredende groep Braak filmde en het commentaar van Jules Deelder. Hevige relletjes op 29 mei 1981 leidden tot de definitieve vestiging van het poppodium Tivoli, dat een van de belangrijkste van Nederland werd. De binnenplaats werd overdekt en geïntegreerd. Het is de bedoeling dat de activiteiten van Tivoli aan de Oudegracht verplaatst worden naar het Muziekpaleis, dat vanaf 2010 gebouwd werd en waarin het Muziekcentrum Vredenburg en Tivoli samen zijn gegaan.
Naast het weeshuis had (vanaf 1624) bakker Jacob Hagebeuck en later zijn zoon Jan de bakkerij gevestigd.
Loop verder langs de Oudegracht, passeer ’t Oude Pothuis op de hoek van de korte Smeestraat.
Vanaf hier start een gedicht zonder einde, gebeiteld in de straatstenen. Iedere zaterdag hakt een steenhouwer ter plekke er een nieuwe letter bij. De letters van Utrecht.
Bij de volgende straat, de Geertestraat, gaat u rechtsaf en loopt naar de Geertekerk (17).
De Geertekerk werd tussen 1248 en 1259 overgebracht binnen de stadsmuren. Sindsdien hebben nog vele verbouwingen plaatsgevonden: het koor en dwarsschip dateren uit de veertiende eeuw, de schipzijbeuken van rond 1400. Waarschijnlijk is de toren het oudst bewaarde gedeelte (13e eeuw).
Na de Hervorming was de Geertekerk achtereenvolgens in gebruik als Hervormde kerk, stal, kazerne, magazijn en van 1814 tot 1930 weer als Hervormde kerk. Als gevolg van een overstroming van de Rijn werden in 1855 honderden inwoners van Veenendaal tijdelijk in de kerk ondergebracht. Eind jaren 1940 bevond de Geertekerk zich in ruïneuze toestand: het dak was geheel verdwenen en bomen groeiden in de kerkruimte. Nadat zij door de Remonstrantse Broederschap was aangekocht, werd het gebouw van 1954 tot 1956 geheel gerestaureerd. De uiterst sobere Geertekerk heeft een bijna dorps karakter. Tegenwoordig worden er ook concerten gegeven in het kader van het Festival Oude Muziek.
In deze kerk werd Anthony Hagebeuk (zoon van Berent Hage(n)beuk) in mei 1691 gedoopt.
Ga na de kerk linksaf en vervolg de weg, totdat u links de Lange Rozendaal in kunt gaan. Deze komt uit op de Oudegracht en de Volderbrug. Rechts ziet u aan de weg en aan de werf de voormalige brouwerij ‘De Boog’ (18).
Brouwerij De Boog bestond reeds in 1584 en de brouwersfamilie Van Wyckerslooth had de brouwerij tot diep in de 17e eeuw in bezit. De Oudegracht was in Utrecht een belangrijke vestigingslocatie voor brouwerijen. Het grachtwater kon gebruikt worden als grondstof in het brouwproces en logistiek diende de gracht voor de aan- en afvoer. Volgens een schrijven in de 17e eeuw raakte de brouwerij tijdens de zomerstorm van 1674 ernstig beschadigd.
Willem de Kock werd in de 18e eeuw eigenaar van deze brouwerij. Hij liet bij zijn overlijden in 1761 vrijwel alles, inclusief de brouwerij en achterliggende gronden richting stadswal, na aan de rooms-katholieke Armenkamer. Deze dreef vervolgens deze vermaarde en florerende brouwerij. Gaandeweg stichtte de Armenkamer tevens op het achterterrein de Zeven Steegjes en vernoemde daarin een aantal straatjes naar de brouwerij (Boogstraat, Kockstraat, Brouwerstraat en Moutstraat). In 1897 sloot De Boog haar deuren in de concurrentiestrijd met grote industriële brouwerijen.
De panden van het brouwerijcomplex aan de Oudegracht 367, 369H en 371 zijn rijksmonument.
U loopt de Volderbrug over en gaat een stukje links de Oudegracht op, tot bij nummer 372 (19).
Hier was sinds 1695 voorheen de taveerne ‘Den Vetten Hond’ gevestigd, Deze taveerne betrok zijn bier van de brouwerijen aan de overzijde o.a. van ‘De Boog’. Berent Hage(n)beuk bracht daar rond 1700 nogal wat tijd door en in 1939 hadden Theo en Nel Hagenbeuk daar hun winkel ‘Centraal Bazar’. Bekijk ook de lantaarnconsole tegenover no. 372 op de werf.
Henk Hagenbeuk heeft daar ook zijn eerste levensjaren doorgebracht (1941 -1946)
U keert weer terug en loopt de Twijnstraat (waar begin 18e eeuw veel mandenmakers woonden) in en komt uit bij de Tolsteegbrug, waar vroeger de Tolsteegpoort (20) heeft gestaan. Na afbraak van de poort is daar het politiebureau gebouwd, tegenwoordig het Louis Hartloper complex.
Rond 1550 werden de Tolsteegpoorten afgebroken en vervangen door een enkele stadspoort. Deze Tolsteegpoort werd, samen met de Weerd- en Catharijnepoort, rond 1845 afgebroken.
Vlak nabij de poort had Berent Hage(n)beuk vanaf 1675 zijn mandenmakersbedrijfje en hadden Anthony en Elizabeth (vanaf 1714) een woninkje, waar ook Pieter Hagenbeuk (nov. 1714) geboren is.
Na eventueel een drankje bij een van de etablissementen aldaar genuttigd te hebben, gaat u weer verder terug de Twijnstraat in, daarna het tweede straatje rechts in, de Doelenstraat. Na 60 m. ziet u aan uw linkerzijde het voormalige tuchthuis. (21).
Het Sint-Nicolaasklooster is een voormalig klooster aan de Doelenstraat in Utrecht. Het hoofdgebouw van het in 1337 gestichte klooster stamt uit 1407, de eerste bewoners waren begijnen zonder gelofte. Achter de toegangspoort bevindt zich de kloostertuin. De gang met bogen liep door tot de kapel die in 1632 gesloopt is. In 1616 deed het gebouw dienst als tuchthuis en in 1898 werd het een tehuis voor bejaarden. In 1996 zijn het gebouw en de tuin gerestaureerd.
Hier heeft Gerrit Hagenbeuk jr. sinds 1812 zeven jaren lang opgesloten gezeten wegens veedieverij.
U loopt de Doelenstraat uit, gaat linksaf de Nicolaasdwarsstraat in.
De kleine huisjes aan de rechterzijde zijn de Gronsveltkameren(22).
De Gronsveltkameren zijn in 1652 gesticht naast het voormalige Agnietenklooster. Ruim honderd jaar later werd op die plaats een weeshuis gebouwd (Fundatie van Renswoude) en de Gronsveltkameren werden verplaatst naar de Nicolaasdwarsstraat.
In het 2e huisje (oude nummering 2, huidige nummering 10) heeft de familie Geelmuijden sinds 1897 gewoond, tevens heeft Theo jr. daar ook nog een tijdje (1932) bij zijn grootouders ingewoond.
Als u doorloopt, dan komt u op de splitsing Nicolaasstraat en Nicolaaskerkhof. Linksaf de Nicolaasstraat in en links stoppen bij no.9. (23).
Daar woonde Theo Hagenbeuk sr. met zijn Jacoba en is Theo jr. geboren (1916).
Rechtsomkeert en het Nicolaaskerkhof op. Aan uw rechterhand de Klaaskerk, oftewel Nicolaaskerk, iets verder rechts in de Agnietenstraat, het huidige Centraal Museum, hetgeen gevestigd is in het voormalige middeleeuwse Agnietenklooster (24).
In 1420 werd hier het St.-Agnietenklooster gevestigd dat minstens twee eeuwen bestond. Als gevolg van de reformatie kreeg het terrein van het klooster een andere bestemming. In 1650 werden de Beyerskameren uitgebreid naar de Agnietenstraat. In 1651 werden de Kameren Maria van Pallaes gebouwd en een jaar later de Gronsveltkameren, waardoor een straat ontstond die aansloot op de Nieuwegracht. In 1756 moesten de Gronsveltkameren plaatsmaken voor de Fundatie van Renswoude. Vanaf 1764 werd het klooster in gebruik genomen als Ambachtskinderhuis voor driehonderd wezen en vondelingen. Later werd een deel en nog later het gehele klooster in gebruik genomen als kazerne. Sinds 1920 is het Centraal Museum in het gebouw gevestigd.
U loopt de Agnietenstraat uit, (links de Kameren Maria van Pallas) en loopt de Servaasbrug over en loopt het park in en volgt het pad Sonnenburg naar Sterrenwacht en museum Sonnenborgh (25), waar Buijs Ballot het KNMI heeft opgericht.
U gaat verder langs de stadsbuitengracht totdat u op Lepelenburg uitkomt.
U houdt rechts aan en loopt naar de Maliebrug, gaat die over , steekt de Maliesingel over en loopt de Johan van Oldebarneveltlaan in, waarna u op het oude Maliestation (het huidige Spoorwegmuseum) (26) stuit. Na een eventueel bezoek aan het museum keert u weer om en gaat rechtsaf naar het begin van de Maliebaan (27). Op no. 15 was het kantoor van het Rode Kruis afd. Utrecht gevestigd, waar Nel Hagenbeuk-Swaalf een tijdje voorzitster van was.
In de Gouden Eeuw was Utrecht niet bepaald een centrum van vertier. Gasten aan de Universiteit, zoals René Descartes, klaagden over de saaiheid van de stad. Kennelijk dachten de studenten en de curatoren er ook zo over, want zij vroegen de vroedschap om het maliespel te mogen spelen.
In 1645 werd op het Oudwijkerveld een maliebaan aangelegd van 200 roeden (ca 750 meter), een afstand die volgens getuigen uit die tijd in drie slagen overbrugd kon worden. Een jaar later volgde een verordening waarin de vroedschap verbood om ossen, koeien, paarden, schapen, varkens en dergelijke op de Maliebaan te weiden.
Bij zijn bezoek in 1672 vond de Franse koning Lodewijk XIV de Utrechtse Maliebaan zo schitterend, dat hij hem volgens zeggen graag naar Parijs had willen meenemen. De baan was geplaveid met schelpen en had houten kantschotten waarop de afstand was af te lezen, met hier en daar een toegang. De schotten achter de palen, het rabat (Oudfrans rabattre = terugslaan) waren verhoogd. Op beide palen pronkte fier het Utrechtse stadswapen. Langs de baan waren aan weerskanten lommerrijke wandelpaden.
Een herberg aan de Singel tegenover het Lepelenburg werd ingericht als maliehuis. Hier werden de ballen en hamers bewaard en verhuurd en de spelers konden er een kop chocolade of iets sterkers drinken. Het bleef er vaak tot in de late uurtjes gezellig. Tegen de regels in liet de poortwachter bij het Lepelenburg, na het luiden van de avondklok in de Buurkerk om 21.55 uur, nog studenten binnen door een deurtje naast zijn poort. De maliespelende studenten trokken veel bekijks. Al gauw kwam er zoveel publiek, dat er theehuizen en andere uitspanningen verschenen. De Maliebaan werd hét uitje van de stad. Welgestelde burgers lieten daar hun buitenhuisjes bouwen. Later bleven zij er permanent wonen en verrezen er statige panden.
Het maliespel verloor, net als het kolfspel, tegen het eind van de 17e eeuw langzaam zijn populariteit. Uiteindelijk werd er in 1796 helemaal niet meer gespeeld. De kantschotten en palen verdwenen definitief in 1811, zodat keizer Napoleon Bonaparte er vrij baan had voor de grote wapenschouwing bij zijn bezoek aan Utrecht. De baan werd steeds vaker gebruikt voor andere zaken, zoals in de 20e eeuw voor paardenwedrennen door studenten Diergeneeskunde. Eind 20e eeuw kreeg de Maliebaan aan de kant van de Maliesingel twee nieuwe toegangspalen, die aan de palen van het oude eindrabat herinneren.
Als u weer over de Maliebrug loopt, daarna links af over Lepelenburg en de Schalkwijkstraat in.
Aan uw linkerzijde ziet u het Leeuwenbergh Gasthuis (28), in 1567 gebouwd als pesthuis, later in gebruik als gasthuis en in de Franse tijd ook als stal voor de paarden.
U loopt de Schalkwijkstraat uit tot de Nieuwe Gracht, gaat iets rechts daarna links de Quintijnsbrug over en rechtdoor de Zuilenstraat in tot de Lange Nieuwstraat. Daar rechtsaf en aan uw rechterhand bevindt zich het Catharijneconvent en Catharijnekerk (29).
In 1468 begonnen de karmelieten hier met de bouw van een klooster, maar nog voordat de gebouwen voltooid waren moesten zij in 1529 plaats maken voor de johannieters. Deze kloosterlingen waren tot dan toe gevestigd geweest op het Catharijneveld, maar moesten daar vertrekken omdat op die plaats een dwangburcht (kasteel Vredenburg) gebouwd werd op last van keizer Karel V.
De Johannieters voltooiden het kloostercomplex. De kloostergebouwen zelf zijn grotendeels bewaard gebleven en herbergen tegenwoordig het Museum Catharijneconvent; de kloosterkerk, gewijd aan beschermheilige Catharina van Alexandrië, kwam in 1560 gereed. Het is een grote kruiskerk in gotische stijl, die meer specifiek invloed vertoont van de Brabantse gotiek met zijn ronde zuilen en koolbladkapitelen. Het was de laatste middeleeuwse kerk die in Utrecht tot stand kwam. Bij de Hervorming in 1580, nog maar twintig jaar na de voltooiing, werd zij buiten gebruik gesteld en voor wereldlijke doeleinden ingericht, tot zij vanaf 1636 door de protestanten werd gebruikt.
Na de invoering van de godsdienstvrijheid in 1795 gingen de katholieken in Utrecht op zoek naar kerkruimten. Als enige van de middeleeuwse kerken in Utrecht werd de Catharijnekerk in 1815 teruggegeven aan de katholieken, eerst als garnizoenskerk, vanaf 1842 als parochiekerk, waarna zij, bij het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, in 1853 tot kathedraal verheven werd en is nu in gebruik als kathedraal van het rooms-katholieke aartsbisdom Utrecht.
Het gebouw werd vervolgens van 1859 tot 1901 door het atelier van Friedrich Wilhelm Mengelberg in neogotische stijl versierd, en in 1900 werd het schip door architect Alfred Tepe met één travee naar het westen toe verlengd. De nieuwe westpartij, waarvan de gevel een vrij getrouwe kopie van de oude was, kreeg een 53 meter hoge toren die geïnspireerd is op die van het stadhuis in Kampen.
Bij een restauratie van 1955 tot 1965 werden de meeste neogotische elementen weer verwijderd en werd het interieur grotendeels teruggebracht naar de situatie in 1636 die is vastgelegd op tekeningen van Pieter Jansz Saenredam. De waardering voor de neogotiek is sindsdien echter gegroeid. In 2003 bleek het mogelijk om de veertien kruiswegstaties van Mengelberg uit 1898 in de kerk te herplaatsen.
Gerrit Hagenbeuk is hier op 7 december 1762 met Maria Groeneveldt getrouwd.
Via de Lange Nieuwstraat naar de korte Nieuwstraat, waar op de hoek van de Hamburgerstraat het oude gerechtsgebouw (30), tegenwoordig Het Utrechts Archief gehuisvest is. Nog veel eerder stond hier de Paulusabdij. Ga rechtsaf de Hamburgerstraat in. Loop door tot de Nieuwegracht, sla linksaf en daarna weer linksaf de Hofpoort in. Daar ziet u achteraan nog het enige overblijfsel van de Paulusabdij (31). Terug en vervolg de Nieuwegracht tot het Pausdam. Schuin rechts staat het Paushuize (32), gebouwd voor Paus Adrianus die hier echter nooit heeft gewoond.
Het Paushuize heeft zijn naam te danken aan de enige Nederlandse paus, Adrianus VI, die het huis vanaf 1517 liet bouwen. Adriaan was in die tijd nog geen paus; hij was verbonden aan het hof van Karel V in Spanje en hoopte ooit terug te keren naar Utrecht. Adriaan werd echter in 1522 tot paus gekozen en stierf al een jaar later in Rome. Hij heeft zijn huis in Utrecht dus nooit bewoond.
Linksaf de Trans in. Dan rechtsaf de korte Nieuwstraat in en u komt op het Domplein (33).
De Dom is gebouwd op het terrein van het voormalige Romeinse castellum Traiectum. Middenin het Romeinse castellum stond destijds een stenen gebouw van circa 8 bij 7 meter. Vandaag de dag liggen de restanten ervan onder het door de tornado (1674) verdwenen middenschip van de Domkerk. Mogelijk was dit gebouw in de Romeinse tijd een tempeltje. Dit bijzondere stukje Utrecht wordt als de bakermat van het Christendom in de Noordelijke Nederlanden beschouwd.
Omstreeks 695 werd onder leiding van de Angelsaksische monnik Willibrord, die door de paus van Rome tot aartsbisschop der Friezen was benoemd, een aan Sint-Maarten gewijde stenen kerk in Utrecht gebouwd. Bovendien stichtte Willibrord naast de Sint-Maartenskerk een tweede kerk, de Sint-Salvator. Waarschijnlijk werden beide kerken bediend door één gemeenschap van geestelijken. Willibrord maakte dit complex tot het centrum van waaruit hij de kerstening van de Noordelijke Nederlanden ondernam. Ook na zijn dood bleef Utrecht het kerkelijke centrum van deze streek, dankzij de definitieve inrichting van het bisdom Utrecht rond het jaar 777.
De Dom van Utrecht is een markante gotische kerk in het midden van de stad. De kerk werd vanaf 1254 gebouwd als de kathedraal van het bisdom Utrecht en was gewijd aan Sint-Maarten. Sinds 1580 is de kerk protestants, afgezien van ruim 1 jaar (1672-1673) tijdens de Franse overheersing. De 112,32 meter hoge Domtoren is de hoogste kerktoren van Nederland en het hoogste gebouw van Utrecht.
De ruïnes van het middenschip van de Domkerk, ingestort tijdens de zomerstorm van 1674, zijn jarenlang de plek geweest waar “sodomieten” elkaar konden treffen: mannen op zoek naar seks met andere mannen. In 1730 en 1731 stelden de overheden na klachten van de koster van de Dom een onderzoek in. Een aantal mannen, waaronder Zacharias Wilsma, werd gearresteerd en verhoord. Uit de bekentenissen van een van deze gearresteerden bleek dat er ook elders in de Republiek netwerken en ontmoetingsmogelijkheden voor sodomieten bestonden. Er volgde een golf van sodomietenvervolgingen. In Utrecht werden 18 verdachten ter dood veroordeeld en gewurgd. Een aantal mensen in belangrijke posities, die kennelijk getipt waren, waren al gevlucht voordat ze gearresteerd konden worden.
De Utrechtse zaak ontketende ook een reeks vervolgingen in andere delen van het land. Het land verkeerde destijds in een stemming die de mensen vatbaar maakte voor “heksenjachten”. Er was zojuist een ernstige epidemie onder het rundvee geweest, terwijl de Nederlandse dijken door de paalworm werden bedreigd. In die omstandigheden konden “hel-en-verdoemenis”-predikers de mensen ervan overtuigen dat God vertoornd was op het land vanwege de welig tierende onzedelijkheid. Het ongelukkige toeval wilde dat de homoseksuelen toen een voor de hand liggende zondebok waren. Bijna tweehonderd jaar lang zou de naam Utrechtenaar besmet blijven, omdat het woord – door een heel toevallige omstandigheid – synoniem geworden was voor “homoseksueel”. Als neutrale term werd in de jaren dertig van de twintigste eeuw bewust ‘Utrechter’ ingevoerd.
De gemeente Utrecht heeft zich nu volledig gedistantieerd van deze sodomietenvervolging. Op het Domplein, daar waar ooit de ruïnes van het middenschip van de Domkerk lagen en waar gecruiset werd, ligt sinds 1999 een steen waarin de vervolging wordt gememoreerd en wordt aangegeven dat mannen en vrouwen tegenwoordig zonder angst voor vervolging hun homoseksualiteit (moeten) kunnen beleven.
Op het Domplein staat het standbeeld van Graaf Jan van Nassau, stadhouder van Gelre en oudste broer van Willem van Oranje. Ook valt de kopie van de Runensteen die door Koning Harald ruim een 1000 jaar geleden op het Deense Jutland werd geplaatst op. Deze steen staat sinds 22 juni 1936 op het Domplein, een geschenk van Denemarken bij het 300-jarig bestaan van de Universiteit Utrecht. Rechts ervan is de ingang van de Kloostergang, die sinds de 15e eeuw de verbinding vormt tussen de Domkerk en het Kapittelhuis. In de 17e eeuw werd hier nog levendig gehandeld in boeken. Maar sinds hier het 19e eeuwse ‘secreet’ (openbaar toilet) verdwenen is, loop je er nu in alle stilte rond in een esthetisch verantwoorde kruidentuin.
Rechts in de hoek van het Domplein staat het Academiegebouw. Het is het hoofdgebouw van de Universiteit Utrecht.
De universiteit van Utrecht was vanaf haar ontstaan gevestigd in enkele bijgebouwen van de Domkerk, met name in de kruisgang en de kapittelzaal. Deze laatste zaal is verbonden met het Academiegebouw en doet tegenwoordig nog dienst als aula. Op 23 januari 1579 werd in deze zaal de Unie van Utrecht gesloten. Pas in de negentiende eeuw ontstond behoefte aan een representatief universiteitsgebouw aan het Domplein.
Op de plaats van het verdwenen middenschip van de Dom staat een groot verzetsmonument uit 1949, gemaakt door Corinne Franzén-Heslenfeld met een gedicht van Jan Engelman, waar jaarlijks de Dodenherdenking op 4 mei wordt gehouden.
Vanaf hier (nu groene markering) gaat u onder de Domtoren door, rechtdoor de Zadelstraat in, aan het eind linksaf, de Mariastraat in, waar u aan uw rechterhand op nr. 28 het poortgebouw van huis Zoudenbalch uit de Donkerstraat aantreft. Aan het einde linksaf de Lange Elizabethstraat in waarna u weer op het Vredenburg uitkomt.
Voor de Hagenbeuk wandeling deel 2 klik hier.