HTS Elektrotechniek Oudenoord 70. (1957-1962)
Na de MULO ging ik dus naar de Hogere Technische School afdeling Elektrotechniek.
Dat was een hele overgang. Ten eerste de ontgroening. Deze school had ook een studentencorps, het UMTC en daar kon je alleen maar lid van worden als je ‘ontgroend’ werd. Een bijzondere belevenis! Ik kwam daarmee ook nog eens in de krant vanwege mijn bijzondere hoofddeksel, nl. een Duitse helm uit de eerste wereldoorlog, een zg. Pickelhaube. (Helaas een slechte foto, ik in het midden).
4 oktober 1957: de eerste kunstmaan door Rusland gelanceerd.
Dat was uitermate fascinerend. ’s Avonds kon je (bij helder weer) iedere 95 minuten die Spoetnik (zo heette die kunstmaan) over zien komen. Het begin van de ruimtevaart. Op 3 november dat jaar werd het eerste levende wezen in een baan om de aarde gebracht: het hondje Laika, dat overigens maar een paar uur heeft geleefd.
Op school (foto) zelf waren er veel nieuwe vakken, het tempo was hoger, hetgeen flink aanpoten betekende. Het eerste jaar lukte dat niet helemaal en ben ik blijven zitten. Het daaropvolgende jaar ging het uiteraard stukken beter. In het daaropvolgende schooljaar (1959/1960) gingen mijn ouders dus verhuizen naar de van Spanjelaan 8. Ook mijn beste vriend Joop Don was in dat jaar blijven zitten.
Hij woonde vlak bij het Kanaleneiland, nl. op de Rijnlaan en wij fietsten vanaf die tijd samen naar school. Wij waren veel bij elkaar, organiseerden de ontgroening ‘58-‘59, studeerden soms samen, luisterden veel muziek, gingen samen op vakantie (1961 voettocht door Duits-België) en richtten samen een cabaretgroep ‘De Mallemolen’ op, kortom bijna onafscheidelijk.
De school was erg sport-minded, vooral dankzij een gedreven sport/gymnastiekleraar, de heer Stenvers. Je kon daar basketballen, judoën, volleyballen, zaalvoetballen, boksen en schermen.
In de middagpauze werd er een basketbal competitie georganiseerd, waaraan bijna iedere 1e en 2e klas deelnam, van zowel de Mechanische als de Elektrotechniek richting en later ook Metaalkunde. Ik deed daar ook aan mee en werd er aardig bedreven in en in de tweede klas werd ons team kampioen en in de vierde klas werden wij tweede.
De derde klas was praktijkjaar en de vierde klas was afstuderen.
Ook heb ik een tijdje aan boksen gedaan. Zeer goed voor de conditie! Een nadeel voor mij was natuurlijk dat ik brildragend was en dus zonder bril moest boksen hetgeen de tegenstander enigszins deed vervagen. Er werd tijdens de onderlinge partijtjes best fanatiek gevochten en ik heb dan ook menige klap te verwerken gehad, maar ook vele uitgedeeld!.
Maar dankzij dit boksen ben ik nog op televisie geweest.
Men zond nl. een serie uit over sportieve activiteiten op scholen. In een van die afleveringen kwam ook onze school aan bod en werd een stukje boksen vertoond, met close in beeld…, jawel ik en mijn vriend Joop. Het waren misschien maar 15 seconden, maar wij waren bijzonder trots.
Wij hadden 1x per jaar zeilwedstrijden op de Loosdrechtse plassen. Dan werden er een aantal vergrote BM’n gehuurd en na wat instructies en een aantal proefstarts werd er een echte wedstrijd gehouden. Dat was tevens de manier om te leren zeilen en af en toe huurden wij in onze vrije tijd met z’n vieren ook wel eens een boot om een middagje te zeilen.
Ook 1 maal per jaar hadden wij atletiekwedstrijden. Daar deed ik aan vele nummers mee, maar mijn specialiteit was de 1500 meter, desondanks ben ik nooit kampioen geworden.
Op één van die sportwedstrijden werd een leraar getroffen door een kogel (van een kogelstoter). Zijn hele voorhoofd was ingedeukt en het heeft een jaar geduurd voordat hij weer les kon geven.
Zoals gezegd waren Joop Don en ik dikke vrienden en nadat bleek dat er geen ontgroenings commissie was samengesteld door het bestuur van het UMTC (Utrecht Mechanisch Technologisch Corps) voor het nieuwe schooljaar 1958/59, hebben Joop en ik dat op ons genomen. Het was wel haastwerk en er moest veel op de rails gezet worden, maar we hebben het geklaard en de zaak zo snel mogelijk overgedragen aan de vers benoemde ontgroenings commissie.
Op de HTS was het de gewoonte om in de middagpauze, of te sporten of te bridgen en soms beide. Het bridgen bereikte zo toch wel een redelijk niveau en Joop en ik besloten om op 11 maart 1959 eens mee te doen aan een bridgedrive. Wij hadden ons in die periode een tamelijk nieuw biedsysteem ACOL aangeleerd en waren daardoor op school een moeilijk verslaanbaar koppel. Laten wij nu de eerste prijs van die bridgedrive winnen!, een slagroomtaart.
Toevalligerwijs was die avond ook het Eurovisie songfestival, waar Teddy Scholten de eerste prijs won met het liedje ‘Een beetje’. Wij hebben toen met mijn ouders een halve taart op het dubbele succes soldaat gemaakt. De andere helft heeft Joop mee naar huis genomen.
Tijdens die eerste drie schooljaren waren Joop en ik zeer creatief in het bedenken van allerlei zaken. Wij hadden ingenieuze constructies bedacht om het Perpetuum Mobile te ontdekken.
Maar zoals het al eeuwenlang niet gelukt was, lukte het ons ook niet.
Daarna stortten wij ons op rakettenbouw. Dit was ingegeven door de lancering van de Spoetniks. Op onze eigen manier bouwden wij een raketmotor, de straalpijpen waren stiften van ballpoint’s!, de brandstof was kaliumnitraat met poedersuiker. De ontsteking deden wij elektrisch met een gloeidraadje en een batterij. De proeven (2 stuks) deden wij in het Zeister bos. De eerste raket was ongeveer 1m lang en kwam ongeveer 3-4m van de grond. De tweede, uiteraard met de nodige verbeteringen, kwam nog geen 50cm van de grond.
Zeer teleurstellend en dat was ook het einde van die experimenten.
Thuis nam de techniek bij mij een steeds grotere plaats in.
Zoals al eerder gemeld had ik in die HTS-periode een bandrecorder gebouwd.
Deze bandrecorder bestond uit een tape-deck en een aparte versterker. Uiteraard heb ik dat tape-deck niet zelf gemaakt, maar de versterker wel.
In de elektronicazaak Kontakt op de Voorstraat kon je dat tape-deck kopen en een schema voor een versterker, plus alle onderdelen (transformator, buizen, buisvoeten, condensatoren, weerstanden, schakelaars etc.)
Eerst een chassis gemaakt van aluminium, met allerlei gaten voor de aansluitpluggen, de buisvoeten en de regelknoppen en schakelaars.
Daarna de onderdelen geplaatst en met elkaar verbonden en alles goed gecontroleerd.
Het spannendste was natuurlijk het moment waarop de spanning er op werd gezet.
Ongelooflijk maar waar: het werkte perfect! Daaromheen een kast van triplex gemaakt en grijs geschilderd. Het was een universele versterker, met verschillende ingangen voor radio, microfoon, tape-deck en platenspeler.
Van deze combinatie heb ik veel plezier gehad. Uiteraard werd er veel muziek mee opgenomen en ook afgespeeld, maar het meeste plezier heb ik toch wel gehad van het mengen.
Ik had toe geen mengtafel, maar nam geluid over elkaar op.
Zo heb ik muziekstukken opgenomen waarin ik op de piano een stuk speelde, daarna daarbij een begeleiding op de gitaar deed en soms een stukje mondharmonica erbij.
Als completering trommelde ik er wat bij met zo hier en daar met mijn mond een tss., tss geluid. Zo had ik een kleine band geconstrueerd.
Tevens experimenteerde ik met de geluidskwaliteit. Zo had ik ergens gelezen dat voor een goede geluidskwaliteit (behalve de kwaliteit van de luidspreker zelf) het noodzakelijk was dat de geluidsgolven die aan de achterkant van de luidspreker ontstonden, zo weinig mogelijk de geluidsgolven van de voorzijde mochten bereiken. Daardoor werden er vaak luidsprekerboxen gemaakt met redelijk zware omhullingen en geluiddempende materialen.
Dat soort luidsprekerboxen waren nogal prijzig.
Mijn theorie was de volgende: Neem een behoorlijk luidspreker, zet die op een lange koker van ongeveer 1.50 meter en het “achtergeluid” zal aan de onderkant zodanig verzwakt zijn, dat het geen invloed meer heeft. Ik heb toen een stuk linoleum opgerold tot een koker, daarop de luidspreker gelegd, een voetstukje aan de onderkant en had toen een geweldig geluid.
Later heb ik met deze spullen nog een soort studio gemaakt. (zie foto) Dat kwam omdat ik na mijn diensttijd correspondeerde met Michiel Buijs, een dienstkameraad. Wij stuurden elkaar regelmatig bandjes op, waarop allerlei nieuwe muziekopnames, wetenswaardigheden, nieuwtjes etc. werden gezet. Ik begon altijd met: Hier is Radio H.H. vanuit studio H.E.M.A. (op z’n Engels!). H.E.M.A. was een samenvoeging van Henk en Marjolijn. Marjolijn zong af en toe wel eens een liedje in op het bandje, vandaar. Mijn herkenningstune was: Peter Gunn van Henri Mancini.
Terug naar de HTS-tijd.
Aan het eind van het studiejaar 58/59 vroeg een klasgenoot Boudewijn van der Vlist (zoon van de toenmalige wethouder van onderwijs in Utrecht) of ik mee wilde op zeilvakantie in Friesland. Dat was georganiseerd door een jongerenbeweging waar hij lid van was. Dat wilde ik wel maar het enige probleem was: hoe daar te komen.
Om een of andere reden kreeg ik zomaar van Tante Jo (zuster van mijn moeder) en haar man oom Jan een aanbod om hun bromfiets (een Berini M21) te lenen. Voorwaarde was dat ik hem met volle tank weer terug moest inleveren. Nou toen tuffend naar Langweer. Daar heb ik een gezellige week gehad en ook nog een soort heldendaad verricht. Op een middag verslechterde het weer plotseling, een onweersbui stak op. Vrijwel iedereen die was gaan zeilen had dat zien aankomen en was dus op tijd teruggekeerd, behalve een tweetal meisjes. Het water was zo woelig geworden, dat bij hen de paniek toesloeg en ze niet verder durfden te varen. Hun hulpgeroep werd op een gegeven ogenblik opgemerkt, maar ja goede raad was duur. Boudewijn en ik keken elkaar eens aan en zeiden: dan doen wij dat wel. Wij voeren uit met behoorlijk zwaar weer en bereikten de twee meiden, wisten een touw over te gooien, dat zij vastmaakten en toen hebben wij ze letterlijk op sleeptouw genomen en veilig teruggebracht naar de haven.
In september 1959 bestond de HTS 10 jaar.
De school wilde dit jubileum groots vieren en organiseerde allerlei activiteiten en uiteraard een sport-toernooi. Als publiekstrekker was er een voetbalwedstrijd tussen DOS en Norwich City georganiseerd. Ik organiseerde het tafeltennis toernooi. Ik mocht de tafels van “de Boemerang” lenen, mits ik zorgde voor vervoer. Tja, dat was best lastig. Samen met Joop Don een bakfiets gehuurd en toen met 3 tafels (6 tafelhelften) door het verkeer heen naar school (en naderhand uiteraard ook weer terug!). Dat viel helemaal niet mee, want een keer kon ik het stuur niet goed houden omdat ik letterlijk op een hellend vlak kwam en dreigde bij de Bemuurde Weerd de Vecht in te rijden, maar het liep gelukkig allemaal goed af.
Bij het tafeltennis toernooi, waaraan 6 HTS’en met ieder twee teams meededen, ben ik ook nog in het dubbelspel ingevallen en prompt gewonnen!
Uiteraard waren er ook nog diverse feestavonden, waar o.a. Pim Jacobs speelde en een afsluitende feestavond in Tivoli waar Wim Kan optrad.
Cabaret De Mallemolen. (1959/60)
Joop Don en ik hadden in die tweede 1e klas op een gegeven ogenblik het idee een cabaretgroepje samen te stellen. Allereerst bedachten we een aantal mogelijke sketches, er moest live muziek bij, iets cultureels moest er ook zijn, kortom van alles wat. In het nieuwe studiejaar bij diverse mensen in onze klas geïnformeerd en wij waren al gauw met zo’n 10-tal personen. Joop hield zich met de algehele leiding bezig, ik nam de muzikale leiding op mij en 2 anderen de technische leiding. Dat werd dus veel oefenen in onze vrije tijd.
Onze eerste uitvoering was op het Carnavalsfeest, zaterdagavond 27 februari 1960.
Die avond werd een daverend succes, waardoor ik de stoute schoenen aantrok en een brief naar de Nederlandse Televisie Stichting schreef, dat wij een cabaretgroepje hadden, waar de televisie niet aan kon tippen.
Een dag later kreeg ik per kerende post antwoord, dat de brief naar de diverse omroepen was doorgestuurd. Drie weken later (23 maart) kreeg ik een brief van de AVRO dat hun regisseur de heer Akkermans een gesprek met ons wilde hebben.
Op 26 maart hadden wij onze tweede uitvoering voor alle ouders (zie programma).
Ook hier weer veel succes.
Toch werd dat ons laatste optreden en wel om de volgende reden: te weinig tijd! Iedereen moest zorgen dat hij overging en het volgende studiejaar (het praktisch jaar) zou iedereen verspreid over het (buiten)land zijn stages moeten doen. Dus repeteren zat er eigenlijk niet meer in.
Ik heb dat de heer G. Lugtenburg ook geschreven en hem bedankt voor zijn uitnodiging.
Toch wel jammer!
Optreden in Tivoli met: The Dixieland Pipers o.l.v. Eric Krans.
Als uitvloeisel van ons succesvolle cabaret, werd ik benaderd door meneer Stenvers, of ik hem op de piano wilde ondersteunen bij een community-singing. Hij was nl. ook gymnastiekleraar op de HBS de Munnik en die ging op 7 april 1960 zijn 50 jarig bestaan vieren met een groots feest in het toenmalige Tivoli. In mijn roes van het cabaretsucces zei ik meteen Ja! Zoals al eerder gezegd, ik ben geen groot musicus, kon een klein beetje op de piano ‘rammelen’. Ik kan me de liedjes niet meer herinneren, maar het waren ouderwetse meezingers. Uiteraard werd ik (en Joop Don) voor de gehele feestavond uitgenodigd, die begon met een toneelvoorstelling (heb ik door de zenuwen voor het komende optreden niets van meegekregen, volgens Joop was het best wel aardig!), daarna een gezellige feestavond met een orkestje. Dat orkestje was de toentertijd landelijk zeer bekende dixielandband The Dixieland Pipers o.l.v. Eric Krans. Het dansen werd dan onderbroken door community-singing of dans demonstraties. Het was een grote zaal vol met mensen en toen ik voor de eerste keer moest optreden stond ik behoorlijk te trillen op mijn benen. Ik moest dus Eric Krans vragen of hij weg wilde achter de piano, dat deed hij en ik nam zijn plaats in.
Nadat ik de eerste beginakkoorden had gespeeld had Eric Krans snel in de gaten dat mijn pianospel van laag niveau was, hij knikte eens naar zijn bandleden, die vielen één voor één in en toen begon het ergens op te lijken.
Praktisch jaar 1960/61. (PTT, Dr. Neher-lab., PUEM en Werkspoor)
Allereerst liep ik stage bij de PTT. Hier kreeg ik een gedegen opleiding tot telefoonmonteur. Theoretisch maar ook praktisch. Ik heb een aantal telefoonkabels (met ‘honderden’ draadjes moeten solderen en het geheel omsluiten met een kabelmof, dicht teren en zand erover.
Tevens de functionaliteit van de telefooncentrale begrijpen. Er waren toen nog veel zg. hef-draai kiezers, die een ratelend geluid maakten. Slechte verbindingen opsporen in die centrale op het hoofdpostkantoor aan de Neude. Je kon daar inpluggen in alle verbindingen en zo kwam je ‘toevallig’ wel eens in interessante gesprekken terecht. Dit was uiteraard niet toegestaan.
Mijn tweede stage was op het Dr. Neher-lab, de research afdeling van de PTT en dat was gevestigd in Leidschendam. Ik moest toen met de trein vanuit Utrecht naar Voorburg en vandaar met de tram naar Leidschendam.
Een heel plezierige werkomgeving, waar ik veel opgestoken heb, vooral zelfstandig werken.
Een ding dat mij is bijgebleven is het volgende: iedere dag om 15.00 uur ging er een zoemer en dan moest iedereen op de gang gaan staan, waarna er via de luidsprekers een gymnastiekprogramma (zoiets als toentertijd op de radio om 07.15 uur: de ochtendgymnastiek o.l.v. Ab Goubitz, met aan de vleugel Arie Snoek) werd afgedraaid en een ieder moest daaraan meedoen. In mijn stageperiode bij het Dr. Neher-lab. viel ook de Sinterklaasviering.
Een paar weken voor Sinterklaas had mijn vader zijn tanden en kiezen laten trekken en hij wachtte op zijn kunstgebit. Hij was dus in die tijd tandeloos. Als surprise had ik voor hem een gedicht gemaakt waarin veel s’en voorkwamen. In het begin was dat zeer amusant, maar omdat het gedicht nogal lang was, werd het toch wel een beetje pijnlijk.
De derde stage was bij de PUEM, (Provinciale Utrechtse Elektriciteits Maatschappij).
Hier heb ik veel opgestoken over de energievoorziening. Ook nog een maand mee met een storingsmonteur. In die periode was er een ontploffing geweest in het koppelstation Veenendaal. Daar was een grote 380 kV/110kV transformator oververhit geraakt en ontploft. Alles in de omgeving zat onder de transformatorolie.
Voordat wij het terrein op konden hebben wij eerst met een verrekijker naar de tweede transformator gekeken, of die misschien ook op het punt stond te ontploffen, maar dat leek er niet op. Uiteraard was alles al ontkoppeld van het hoogspanningsnet.
Toen wij bij die ontplofte transformator aankwamen, kon je pas goed waarnemen welke krachten er waren vrijgekomen. Het was een behoorlijk verwrongen stuk ijzer geworden en glibberig!
De vierde stage was bij Werkspoor. Daar heb ik o.a. in de trein- en busmontage gewerkt.
Ook werden daar toen de eerste polyester zeilboten gebouwd.
In dat praktisch jaar was er ook een week een internationale conferentie op de Sonnenberg, in de Harz Duitsland. Hier hebben wij met veel nationaliteiten contact gehad, zoals Indiërs, Engelsen, Turken, Duitsers en uiteraard Nederlanders. Er lag daar sneeuw en hebben ook een excursie naar het ‘ijzeren gordijn’ gemaakt, de grens tussen West- en Oost Duitsland. Dat was een prikkeldraad omheining, met daarachter een strook kaal land met mijnen en her en der uitkijktorens. Ergens was het hek omgevallen en daar hebben wij op gestaan! (Flink hè?).
Ja en dan na het praktisch jaar, eerst op vakantie en daarna weer hard studeren voor het eindexamen.
12 april 1961: Youri Gagarin ging als eerste mens de ruimte in.
13 augustus 1961: Start bouw van Berlijnse muur.
Vakantie 1961.
Joop Don en ik besloten om een voettocht door de Ardennen te maken.
Wij hadden de zaak goed voorbereid althans wat de uitrusting betrof. Wij wisten bijvoorbeeld niet dat het gebied waar wij naar toe zouden gaan Duitssprekend was, wij hadden Frans geoefend! Ook hadden wij geen Belgisch geld bij ons en dat gaf toch wel wat problemen toen wij wat wilden kopen in het weekeinde.
Alles moest zo licht mogelijk zijn, tent, kookspullen, etc.
Nu viel dat in die periode niet mee. Er waren toen nog niet van die lichtgewicht materialen zoals kunststof te verkrijgen
(of misschien heel duur!). Wij hadden een tentje ontworpen waar wij beiden net in pasten en Joop’s moeder heeft die tent toen gemaakt.
Bij de dumpzaak had ik een rugzak, een kleine (taps toelopende) slaapzak en een militaire regencape gekocht. Verder stevige wandelschoen aangeschaft en ik heb die ook ingelopen!
Aangezien de familie Don vaak kampeerde, hadden zij ook de beschikking over een klein primus brandertje en een aluminium pannensetje.
Aldus toegerust pakten wij alles op de fiets en vertrokken de eerste dag om 05.20, dronken om 10.00 koffie in Eindhoven en daarna door naar een camping tussen Maaseik en Echt, waar wij overnachtten, de volgende dag naar Meerssen waar wij onze fietsen stalden en vandaar zijn wij gaan lopen via Valkenburg naar Eupen en Malmedy.
Veel regen gehad, veel kou geleden, maar de laatste week was ook erg warm. Veel lol gehad en veel vriendelijke mensen ontmoet.
Op een gegeven ogenblik bleken wij ook gekampeerd te hebben in een moerasachtig gebied, niet zo onlogisch achteraf want wij waren in de Hautes Fagnes, waar 3 weken daarvoor nog een tweetal mensen verdwenen waren. Wij vonden het daar inderdaad ook wel wat drassig her en der en het kostte wel enige moeite een droog plekje te vinden om de tent op te zetten.
De voettocht heeft 3 weken geduurd, minus twee fietsdagen! Een geweldige ervaring.
Op deze tocht heb ik nog een dagboekje bijgehouden.
Op naar het eindexamen.
Behalve flink studeren was het toch een redelijk ontspannen jaar. Veel excursies, een aantal sportevenementen en een aantal onderzoeken, waarover wij een scriptie moesten schrijven. Dat soort onderzoeken deed je met z’n tweeën en bij één zo’n onderzoek was ik gekoppeld aan Hans Ott. Tot die tijd had ik weinig contact met hem behalve bij het basketballen. Hij deed daar ook mee in ons team en scoorde daar nogal eens wat puntjes op z’n ‘korfbals’. Zodoende kwam ik af en toe ook bij hem thuis om het verslag te schrijven en daar heb ik voor het eerst Anneke ontmoet. Niets bijzonders, geen aandacht aan besteed.
Twee maanden voor het einde schooljaar was er een sport toernooi georganiseerd en ik werd in het vertegenwoordigende team van onze school gekozen. Tijdens de eerste wedstrijd sprong er iemand op mijn enkel en moest ik kreunend van de pijn uitvallen. Mijn onderbeen begon aardig op te zwellen en daarom werd ik achter op een scooter (van Jan Wouda, een klasgenoot) naar huis gebracht, daar werd de dokter gewaarschuwd en die constateerde een zware kneuzing.
Ik moest met het been omhoog, regelmatig met koud water + azijn koelen en maar afwachten.
Ik ben toen een drietal weken thuis geweest, mijn been werd blauw tot en met mijn knie, en toen ik weer wat kon lopen en naar school kon, mocht ik de eerste tijd nog niet sporten en daardoor kwam mijn topscorers positie in de knel en in de laatste wedstrijden van die competitie wist de nummer twee mij toch te passeren en incasseerde daardoor de prijs. Hij wilde die aan mij afstaan, maar dat heb ik vriendelijk geweigerd. Toch sportief van hem.
Ons team werd dat jaar dan ook geen kampioen.
Mijn linker enkel is sindsdien altijd een zwakke pek gebleven.
Het examen was best spannend. 7 examen-vakken en 13 tentamen-vakken. Ik kan mij nog heel goed voor de geest halen, dat bij het examen hogere wiskunde ik al in 35 minuten klaar was, van de toegestane 55 minuten. Ik kon er niets anders van bakken. Anderen waren tot aan de laatste minuut aan het zwoegen en toen wij naderhand elkaars antwoorden vergeleken, week ik nogal af van de rest. De moed zonk mij in de schoenen. Verprutst dacht ik. Echter op mijn eindlijst had ik een 9! Ik had toch de goede methodiek gekozen om het probleem op te lossen. Ik was best trots op mijzelf.
De rest van de vakken waren matig tot goed en zodoende behaalde ik mijn HTS diploma.
Tijdens mijn HTS periode werd ik al gekeurd voor militaire dienst en werd toen opgeroepen om op woensdag 5 april 1961 in Ede te verschijnen voor eerste oefening. Uitstel wegens studie aangevraagd en verkregen. Maar hier is van uitstel geen afstel gekomen want in 1963 was het dan toch zover.
1959: In Groningen werd bij Slochteren een enorme aardgasbel ontdekt. Wel meer dan 300 miljard m3. Nederland was in één klap schatrijk. In de loop van de 60-er jaren is geheel Nederland aangesloten op het aardgasnet. Wij kregen onze eerste gaskachel zo rond 1963.