Zoals al in de Herinneringen aan het Philips Nat.Lab. op de Kastanjelaan. (deel 3 slot) vermeldt ben ik in 1968 naar (toentertijd nog) Waalre, gebouw WY verhuisd. De groep Klein werd later groep Verkruissen/van Kessel, omdat Gerrit Klein de politiek inging.
Op mijn werk was ik bezig een revolutionaire signaalgenerator te ontwerpen. (Zie ook video PM 5162)
De ‘ouderwetse’ signaalgenerator was een sinusgenerator, waarvan de frequentie met factoren 10 kon worden veranderd en wel vanaf een paar Hz tot 250 kHz.
Daarnaast waren er ook nog blok- en pulsgeneratoren. Ik was bezig (met hulp van dr. Klein en later ir. Karel Kuijk) om een driehoekgenerator te ontwikkelen, die een groter frequentiebereik had dan die factor 10. Daarvoor had ik al een methode getest om symmetrische driehoek-vormige signalen om te vormen tot sinus-vormige signalen.
De toen bestaande Hoofdindustrie Groep, de PIT (Producten voor Industriële Toepassingen) had daar grote belangstelling voor. Wij slaagden erin om een frequentiezwaai van 10.000x in 1 bereik te realiseren. Deze generator had 3 uitgangsvormen, driehoek, sinus en blok.
Het werd een redelijk groot succes.
Tevens moesten wij daar ook de technische wereld kond van doen en dat deden wij in het toen zeer gerenommeerde tijdschrift Electronic Engineering.
In de loop van de tijd kreeg ik vanuit alle hoeken van de wereld vragen over dit ontwerp en vragen van hoe ik dat zou oplossen over soortgelijke problemen. Daar was ik best wel verguld mee.
In oktober 1970, moest ik mijn eerste grote lezing houden voor een technisch publiek van ruim honderd man in de cyclus: Elektronisch Colloquium. Vanzelfsprekend ging het verhaal over het principe van de driehoekgenerator.
Het verhaal werd overigens goed ontvangen, dus een geslaagd debuut.
Mijn eerste (en enige) octrooi.
Door al het onderzoek aan de driehoek-generator en aanverwante zaken, kwamen Karel Kuijk en ik tot een functie-generator met instelbare faseverschuiving.
Het werd daarmee mogelijk om twee signalen (driehoek-, sinus- of blokvormig) met een faseverschuiving van -40̊ tot +400̊ te genereren.
Een unicum!
Op dit principe hebben wij dan ook octrooi aangevraagd. Het Amerikaanse octrooi werd op 31 juli 1973 toegekend en bij een notaris kregen wij een uitbetaling van 1 (papieren!) dollar. Tel uit je winst.
NB. Karel Kuijk heeft in zijn werkzame periode tientallen Amerikaanse Octrooien op zijn naam verkregen.
In de loop van de tijd waren de ondersteunende diensten van het Nat.Lab. meer gespecialiseerd en groter geworden. Zo was bv. de elektrische montage ontstaan in de Centrale Werkplaats van de Kastanjelaan, maar was uiteindelijk een zelfstandige unit geworden. Ook het instrumentarium kreeg steeds meer elektrische/electronische apparatuur en zo ontstond de gedachte dat er een speciale Elektronische Dienst moest komen en dat werd in het begin van de 70-er jaren ELI (Elektronica en Instrumentatie), met een eigen Hoofd van Dienst, Cor Loos uit de groep Verkruissen. Hieronder vielen de volgende afdelingen/groepjes uit WZ: Elektrische Ontwerpgroep(Wil Streun), elektrische montage (Frans Verhees/Toon Dinge), printontwerpgroep(Jelle Molenaar), print fabricage(Jelle Molenaar), wikkelafdeling(Wil Streun), controleafdeling(Menno Koster), werkvoorbereiding(Paul Reimer) alles onder leiding van Jo Gilsing. Daarnaast werd het Instrumentarium onder leiding van Thomassen en de reparatieafdeling onder leiding van Kees Wille er aan toegevoegd. Ook een aantal elektronica-ontwerpers (waaronder ik) uit de groep Verkruissen/van Kessel/Loos werden aan die nieuwe Dienst toegevoegd. De ontwerpers van Gilsing en Verkruissen werden samengevoegd onder de leiding van Rein Rumphorst, die was overgekomen van het IKO Amsterdam.
(Zie ook de 3 verhalen: Het onbekende Nat.Lab.: Projecten Centrum Geldrop)
In de groep Loos was er eind 1973 flink wat reuring. Mijn toenmalige AfdelingsChef (AC) trad soms zo lomp op tegen een aantal medewerkers, dat iedereen een hekel aan hem begon te krijgen.
Ik organiseerde toen een bijeenkomst waarop een ieder zijn gram kon spuien en de uitkomst was dat eigenlijk niemand met die AC verder wilde. (Ik kon trouwens goed met hem overweg). Met dat resultaat ging ik naar de groepsleider. Die zat daar natuurlijk zwaar mee in zijn maag. Daarna zijn er nog diverse gesprekken geweest, de AC beloofde beterschap en de rust keerde min of meer weer.
Een week later werd ik bij de directie geroepen en werd ik gevraagd om afdelingschef van de Elektronische Ontwerp Afdeling (EOA) te worden in Nat.Lab. Geldrop Projectencentrum. Ik was zeer wantrouwig en vroeg: word ik weggepromoveerd?
Absoluut niet waar was het antwoord. Een groot project ANS (Astronomische Nederlandse Satelliet) is vrijwel afgerond en de huidige AC daar wil weer gewoon ontwerper worden.
Na enige bedenktijd heb ik daar ja tegen gezegd en vanaf 1 maart 1974 leidde ik een groep MTS’ers en HTS’ers (totaal 35 man).
In mijn tweede jaar als afdelingschef voerde ik een beoordelings-experiment in. Dat ging niet zonder horten of stoten, aangezien bij Philips de te volgen procedure was vastgelegd, maar uiteindelijk kreeg ik van de PersoneelsDienst (PD) en mijn groepsleider het groene licht.
Iedere assistent kon op die manier zichzelf ranken en in het definitieve beoordelingsgesprek zijn keuze beargumenteren. Het bleek dat 80% zichzelf goed had gepositioneerd, 10% te hoog en 10% te laag! Voorwaar geen slechte score. Uiteindelijk was iedereen enthousiast over deze vorm, maar de PD werd door de centrale teruggefloten en het jaar daarop was het weer op de standaard manier.
In die Geldrop periode heb ik wel de mogelijkheid gehad om kennis te maken met personal Computers zoals PET 2001 van Commodore, ook het lenen van de VLP-speler met als groot succes de film Jaws.
Hiernaast een foto van de PET 2001 van Commodore uit 1978 bij ons thuis. Een totaalconcept. Alles ineen, monitor (uiteraard zwart/wit), toetsenbord, processor en de cassetterecorder als in-en uitvoerapparaat).
Het interne (RAM)geheugen was 4k of 8k!.
In al die projecten waren medewerkers van mij (en/of ikzelf) betrokken. Heel interessant!
Ook heb ik in die periode nog een aantal algemene studies en publicaties gedaan, zoals “Storingen” en “Warmte-afvoer bij elektronische apparaten”.
In 1979 kreeg ik de vraag van de opleidingsfunctionaris Nat.Lab. of ik een cursus elektronica aan niet-elektronici wilde geven. Dat leek mij wel leuk en dat zou dan dertig lesuren worden.
Om de leerlingen (15 stuks) te ondersteunen heb ik daarvoor een cursus-dictaat, ruim 240 pagina’s, geschreven E.N.E genaamd. Deze cursus heb ik drie jaar gegeven.
In Nat. Lab. Geldrop werd ik in de loop van de 70’er jaren in de lokale OR (Ondernemings Raad) gekozen. Dat heette de Contact Commissie.
Deze commissie was een onderdeel van de OR Nat. Lab. Eindhoven.
Tevens werd ik voorzitter van de personeelsvereniging genaamd “De Pot”.
Ik mocht dan alle jubilarissen en afscheidnemers toespreken en een presentje overhandigen en uiteraard de jaarvergaderingen leiden. Aangezien er nogal veel personeelswisselingen waren, omdat er projecten werden afgesloten en nieuwe werden gestart, moest ik vaak optreden en iedere keer weer een nieuwe verhaaltje bedenken.
Voor het jubileum van een dove medewerker heb ik zelfs een deel van mijn toespraak in gebarentaal gedaan. De jubilaris was zeer verbaasd en riep luidkeels: waar heb jij dat geleerd?